https://amsterdam.hostmaster.org/articles/palestinians_right_to_resist_and_israels_claim_of_self_defense/nl.html
Home | Articles | Postings | Weather | Top | Trending | Status
Login
Arabic: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Czech: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Danish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, German: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, English: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Spanish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Persian: HTML, MD, PDF, TXT, Finnish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, French: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Hebrew: HTML, MD, PDF, TXT, Hindi: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Indonesian: HTML, MD, PDF, TXT, Icelandic: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Italian: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Japanese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Dutch: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Polish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Portuguese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Russian: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Swedish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Thai: HTML, MD, PDF, TXT, Turkish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Urdu: HTML, MD, PDF, TXT, Chinese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT,

Het recht van Palestijnen om te weerstaan en Israëls claim op zelfverdediging

De Israëlische militaire offensief in de Gazastrook, gestart op 7 oktober 2023, heeft ongekende verwoesting en menselijk leed veroorzaakt. Met meer dan 61.200 gedode Palestijnen - waarvan naar schatting 80% burgers - hele steden zoals Rafah met de grond gelijkgemaakt, en 80% van Gaza’s infrastructuur vernietigd, inclusief ziekenhuizen, scholen en watersystemen, kan dit offensief niet worden geclassificeerd als een conventionele “oorlog”. In plaats van een gewapend conflict tussen twee soevereine staten, is dit een aanval van een bezettende macht op een burgerbevolking onder haar controle. Dit essay beargumenteert drie onderling verbonden juridische punten: (1) Palestijnen hebben een erkend recht onder internationaal recht om te weerstaan aan bezetting; (2) Israël, als bezettende macht, kan niet legaal zelfverdediging aanvoeren onder Artikel 51 van het VN-Handvest om haar militaire campagne in Gaza te rechtvaardigen; en (3) Israëls acties vormen herhaalde en ernstige schendingen van het internationaal recht, inclusief illegale bezetting, apartheid en systematische minachting voor juridische normen.

Het recht van Palestijnen om bezetting te weerstaan

Het recht om te weerstaan aan buitenlandse bezetting is stevig verankerd in het internationaal recht. Het vloeit voort uit het principe van zelfbeschikking, vastgelegd in Artikel 1 van het VN-Handvest, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ICCPR), en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (ICESCR). Voor Palestijnen, die sinds 1967 onder Israëlische bezetting leven in de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Gaza, heeft dit recht bijzondere urgentie.

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de legitimiteit van verzet in meerdere resoluties bevestigd. Resolutie 37/43 (1982) verklaart “de legitimiteit van de strijd van volkeren voor onafhankelijkheid, territoriale integriteit, nationale eenheid en bevrijding van koloniale en buitenlandse overheersing en bezetting door alle beschikbare middelen, inclusief gewapende strijd”. Daarnaast erkent Artikel 1(4) van Aanvullend Protocol I bij de Verdragen van Genève (1977) gewapende conflicten waarbij volkeren zich verzetten tegen buitenlandse bezetting of koloniale overheersing als internationale gewapende conflicten, waardoor dergelijke strijd legitimiteit krijgt onder internationaal humanitair recht (IHL).

Hoewel Israël in 2005 haar nederzettingen formeel uit Gaza terugtrok, bevestigde het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in zijn advies van juli 2024 dat Gaza volgens internationaal recht bezet blijft, gezien Israëls effectieve controle over de grenzen, het luchtruim en de maritieme toegang. Deze juridische status activeert het recht van het Palestijnse volk om de bezetting te weerstaan.

Israëls onvermogen om zelfverdediging te claimen tegen bezet gebied

Israël beroept zich vaak op Artikel 51 van het VN-Handvest om haar militaire acties als zelfverdediging te rechtvaardigen. Deze juridische grondslag is echter niet van toepassing in de context van bezet gebied. Het ICJ-advies van 2004 over De juridische gevolgen van de bouw van een muur in het bezette Palestijnse gebied maakte duidelijk dat zelfverdediging onder Artikel 51 alleen van toepassing is als reactie op een gewapende aanval door een andere staat. Het Hof verklaarde ondubbelzinnig:

“Artikel 51 van het Handvest… heeft in dit geval geen relevantie, aangezien Israël niet beweert dat de aanvallen tegen haar toe te schrijven zijn aan een vreemde staat.” (ICJ, 2004, par. 139)

In plaats daarvan is Israël als bezettende macht gebonden aan de Vierde Conventie van Genève (1949), die haar verplichtingen jegens de bezette bevolking regelt. Deze omvatten de bescherming van burgers (Artikelen 27 en 33), het verbod op collectieve bestraffing, en de plicht om toegang te garanderen tot essentiële hulpbronnen zoals voedsel, water en medische zorg (Artikelen 49 en 55).

Israëls militaire optreden in Gaza schendt deze verplichtingen op flagrante wijze. De dood van meer dan 61.200 Palestijnen - voornamelijk vrouwen en kinderen - samen met de vernietiging van 80% van de huizen, ziekenhuizen en scholen, kan niet worden gerechtvaardigd met een legitieme veiligheidsreden. De belegering en blokkade van Gaza, sinds 2007 van kracht, vormen collectieve bestraffing onder IHL en zijn als zodanig veroordeeld door de VN-Fact-Finding Mission on the Gaza Conflict (2009) en opnieuw bevestigd door Amnesty International in 2024.

Bijzonder ernstig was de aanval op Rafah in mei 2024, gelanceerd ondanks voorlopige maatregelen van het ICJ in de Zuid-Afrika tegen Israël genocide-zaak. De operatie verdreef 1,2 miljoen Palestijnen en sloot de Rafah-grensovergang - de belangrijkste toegangspoort voor humanitaire hulp - wat de humanitaire crisis verder verergerde. De vernietiging van Gaza’s milieu en landbouwinfrastructuur, inclusief 80% van het plantenleven, 70% van het landbouwgebied, 47% van de grondwaterputten en 65% van de watertanks, schendt Artikel 55 van de Vierde Conventie van Genève, dat de bezettende macht verplicht om voedsel- en medische voorraden voor de bevolking te waarborgen.

Herhaalde schendingen en erosie van juridische normen

Israëls beleid in het Bezette Palestijnse Gebied (OPT) toont een consistent patroon van het schenden van internationaal recht en het negeren van juridische verplichtingen, terwijl anderen voor vergelijkbaar gedrag worden veroordeeld. Deze schendingen zijn evident in drie belangrijke gebieden:

Expansionisme en illegale nederzettingen

Volgens Artikel 49(6) van de Vierde Conventie van Genève is het overbrengen van de bevolking van de bezetter naar bezet gebied verboden. Toch heeft Israël tussen 2009 en 2020 de bouw van bijna 24.000 kolonistenwoningen op de Westelijke Jordaanoever goedgekeurd en controleert het meer dan 675.000 dunam van het land op de Westelijke Jordaanoever voor nederzettingen. Deze acties hebben het Palestijnse gebied gefragmenteerd, waardoor de levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat wordt ondermijnd.

Het ICJ-advies van 2024 bevestigde de illegaliteit van deze nederzettingen en beval Israël om ze te ontmantelen en de bezetting uiterlijk in september 2025 te beëindigen. Daarnaast schendt Israëls onevenredige gebruik van gedeelde natuurlijke hulpbronnen, waaronder de exploitatie van 90% van de watervoorziening van het Bergaquifer, de IHL-verboden op de exploitatie van hulpbronnen in bezette gebieden.

Apartheid als misdaad tegen de menselijkheid

Internationale mensenrechtenorganisaties - waaronder Amnesty International (2022) en Human Rights Watch (2021) - hebben vastgesteld dat Israëls beleid neerkomt op apartheid onder internationaal recht. De Apartheidconventie van 1973 en Artikel 7(2)(h) van het Statuut van Rome definiëren apartheid als een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking door de ene raciale groep over de andere.

Israëls regime voldoet aan deze definitie:

De uitspraak van het ICJ in 2024 bevestigde de apartheid-aanduiding, met verwijzing naar systematische overheersing en onderdrukking als juridisch vastgesteld.

Willekeurig en onevenredig militair geweld

Israëls militaire optreden in Gaza schendt herhaaldelijk de IHL-principes van onderscheid, proportionaliteit en noodzaak. Specifieke oorlogsmisdaden onder Artikel 8 van het Statuut van Rome omvatten:

Voorbeelden zijn:

Deze acties maken grote delen van Gaza onbewoonbaar, voldoen aan de criteria voor etnische zuivering en mogelijk genocide, zoals opgemerkt door het ICJ in januari en mei 2024.

Dubbele standaarden en juridisch exceptionalisme

Ondanks zijn schendingen betwist Israël regelmatig de toepasselijkheid van internationaal recht. Israëlische functionarissen beweren dat de Westelijke Jordaanoever en Gaza “betwiste” gebieden zijn, geen bezette, en verwerpen ICJ-uitspraken als niet-bindend. Toch beroept Israël zich vaak op internationaal recht om anderen te veroordelen, zoals Iran, Hezbollah of het ICC zelf. Deze selectieve naleving ondermijnt de rechtsstaat en belemmert betekenisvolle verantwoording, vooral gezien de consistente bescherming van Israël door Amerikaanse veto’s in de VN-Veiligheidsraad.

Conclusie

Israëls militaire offensief in Gaza is verre van een rechtmatige daad van zelfverdediging; het vormt een ernstige en voortdurende schending van het internationaal recht. Als bezettende macht heeft Israël geen juridisch recht om oorlog te voeren tegen de bevolking die het controleert. Het recht van Palestijnen om bezetting te weerstaan is verankerd in het internationaal recht, hoewel die weerstand moet voldoen aan humanitaire normen. Israëls systematische schendingen - inclusief oorlogsmisdaden, collectieve bestraffing, apartheid en expansionisme - vereisen dringende internationale verantwoording. De uitspraken van het ICJ in 2024, samen met toenemend bewijs van mensenrechtenorganisaties, maken duidelijk dat straffeloosheid niet langer getolereerd kan worden. Het handhaven van internationaal recht vereist dat Israëls acties niet als uitzonderlijk worden behandeld, maar als crimineel - en dat degenen die medeplichtig zijn, inclusief buitenlandse staten, evenredig verantwoordelijk worden gehouden onder de Genocideconventie, het Statuut van Rome en de principes van het VN-Handvest.

Impressions: 76