https://amsterdam.hostmaster.org/articles/un_restoring_credibility/nl.html
Home | Articles | Postings | Weather | Top | Trending | Status
Login
Arabic: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Czech: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Danish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, German: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, English: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Spanish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Persian: HTML, MD, PDF, TXT, Finnish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, French: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Hebrew: HTML, MD, PDF, TXT, Hindi: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Indonesian: HTML, MD, PDF, TXT, Icelandic: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Italian: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Japanese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Dutch: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Polish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Portuguese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Russian: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Swedish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Thai: HTML, MD, PDF, TXT, Turkish: HTML, MD, MP3, PDF, TXT, Urdu: HTML, MD, PDF, TXT, Chinese: HTML, MD, MP3, PDF, TXT,

Verenigde Naties en de Genocide in Gaza: Een Juridische Weg om Institutionele Geloofwaardigheid te Herstellen

Eind 2025 is de voortdurende genocide in Gaza een van de meest bepalende en verwoestende crises van de 21e eeuw geworden. Het aanhoudende en systematische karakter van de Israëlische militaire campagne – gekenmerkt door de vernietiging van civiele infrastructuur, de ontzegging van voedsel, water en medische zorg, en de massale doden van burgers – heeft een diepgaande afrekening veroorzaakt binnen de internationale rechtsorde.

1. Staten en Organisaties die de Genocide in Gaza Erkennen

Een groeiend corpus van internationale opinies, waaronder regeringen, intergouvernementele organen, VN-mechanismen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld, identificeert nu de acties van Israël in Gaza als genocide in de zin van de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948). Deze framing is geen louter retorische veroordeling, maar een juridische karakterisering gebaseerd op conventionele verplichtingen, gerechtelijke procedures en conclusies van gezaghebbende onderzoeken.

De volgende lijst identificeert de staten, intergouvernementele organen en instellingen die de acties van Israël in Gaza formeel hebben bestempeld als genocide of hebben verwezen naar de Genocideconventie in deze context:

De ongekende schaal van deze consensus – die actoren uit het Globale Zuiden en Noorden omvat en staats-, institutionele en academische lijnen doorkruist – signaleert een transformatie in het internationale begrip van verantwoordelijkheid en preventie. Voor het eerst in het naoorlogse tijdperk is de Genocideconventie door meerdere soevereine staten ingeroepen tegen een actieve en voortdurende genocide, met significante procedurele vooruitgang bij het Internationaal Hof van Justitie.

2. Verplichting van de Verenigde Naties om Genocide te Voorkomen

De cumulatieve conclusies van staten, intergouvernementele organen en VN-mechanismen dat de voortdurende Israëlische campagne in Gaza genocide vormt, creëren niet alleen een morele zorg, maar een geloofwaardig en dringend juridisch risico dat de collectieve verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties activeert om genocide te voorkomen. Overeenkomstig Artikelen 1, 2(2) en 24 van het Handvest van de Verenigde Naties, heeft de Veiligheidsraad een juridische verplichting om snel en effectief te handelen om internationale vrede en veiligheid te handhaven en respect voor de fundamentele principes van internationaal recht te waarborgen.

De Genocideconventie legt een erga omnes-verplichting op om genocide te voorkomen en te bestraffen, wat een imperatieve norm (jus cogens) weerspiegelt.

Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948)

In de zaak Bosnië-Herzegovina t. Servië en Montenegro (2007) oordeelde het Internationaal Hof van Justitie dat de verplichting om genocide te voorkomen «ontstaat op het moment dat de Staat op de hoogte is, of normaal gesproken op de hoogte had moeten zijn, van een ernstig risico».

IHof, Bosnië t. Servië (uitspraak, 26 februari 2007)

Bijgevolg, wanneer er geloofwaardig bewijs van genocide bestaat – zoals vastgesteld door voorlopige maatregelen van het IHof, VN-onderzoeksmechanismen en conclusies van meerdere staten en mensenrechtenorganisaties – zijn de Raad en in het bijzonder zijn permanente leden juridisch verplicht om te handelen om dit te voorkomen. Gegeven de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid krachtens Artikel 24(1) van het Handvest en zijn unieke vermogen om collectief namens alle lidstaten te handelen, geldt deze verplichting met bijzondere kracht voor de Raad. Wanneer gezaghebbende organen – inclusief het Hof zelf – een plausibel risico op genocide vaststellen, is de Raad juridisch verplicht om te handelen om dit te voorkomen.

3. Misbruik van het Veto en de Rol van de Verenigde Staten

Ondanks het overweldigende feitelijke verslag en de imperatieve juridische verplichtingen die voortvloeien uit de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948) en het Handvest van de Verenigde Naties, hebben de Verenigde Staten herhaaldelijk acties van de Veiligheidsraad geblokkeerd die bedoeld waren om een einde te maken aan wat het Internationaal Hof “plausibele genocide” in Gaza heeft genoemd. Sinds oktober 2023 heeft Washington het vetorecht minstens zeven keer gebruikt om ontwerpresoluties te blokkeren die een staakt-het-vuren oplegden, humanitaire toegang faciliteerden of naleving van internationaal humanitair recht eisten. Elke resolutie weerspiegelde dringende oproepen van de Secretaris-Generaal, het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) en het Hulp- en Werkagentschap van de VN (UNRWA), evenals conclusies van onafhankelijke onderzoeksmechanismen, maar werd toch geblokkeerd door de eenzijdige bezwaren van één permanent lid.

Het eerste veto, uitgeoefend in oktober 2023, blokkeerde een resolutie die een onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren eiste na de initiële bombardementen op Gaza door Israël en het begin van massale burgerdoden. De daaropvolgende veto’s – in december 2023, februari 2024, april 2024, juli 2024, december 2024 en maart 2025 – volgden een consistent en opzettelijk patroon. Telkens wanneer de Raad probeerde te handelen in overeenstemming met zijn Handvestverantwoordelijkheid om internationale vrede en veiligheid te handhaven, oefenden de Verenigde Staten het veto uit om Israël te beschermen tegen verantwoording en collectieve acties te voorkomen die bedoeld waren om burgerlevens te beschermen.

4. Interpretatie van het Handvest – Kader van het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen

Het Handvest vormt een coherent en geïntegreerd juridisch kader waarin alle bepalingen gelijke normatieve status hebben en harmonieus moeten worden gelezen. Er bestaat geen interne hiërarchie tussen zijn artikelen; elk moet veeleer contextueel, systemisch en teleologisch worden begrepen – dat wil zeggen in het licht van de doelen en algemene principes van het Handvest, zoals gearticuleerd in Artikelen 1 en 2. Deze systemische interpretatie, herhaaldelijk bevestigd door het IHof en de juridische organen van de VN, waarborgt dat het Handvest functioneert als een uniek en ondeelbaar instrument van internationale governance, niet als een verzameling geïsoleerde machten of privileges.

Het interpretatieve kader zoals gearticuleerd in het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen (1969) is gelijkelijk en volledig van toepassing op het Handvest van de Verenigde Naties. Hoewel het Handvest voorafgaat aan het Verdrag, waren de daarin gecodificeerde interpretatieprincipes al vastgesteld op het moment van de opstelling van het Handvest als gewoonterecht en zijn sindsdien bevestigd in de jurisprudentie van het IHof. Bijgevolg moet het Handvest worden geïnterpreteerd te goeder trouw, in het licht van zijn doel en strekking, en als een coherent en geïntegreerd geheel.

Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen (1969)

Bijgevolg kunnen de machten verleend aan de Veiligheidsraad, inclusief het vetorecht, niet worden geïnterpreteerd of toegepast op een wijze die in strijd is met het doel en de strekking van het Handvest.

5. Juridische Beperkingen op het Veto

Hoewel Artikel 27(3) van het Handvest van de Verenigde Naties het vetorecht verleent aan de permanente leden van de Veiligheidsraad, is dit recht niet absoluut. Het moet worden uitgeoefend in strikte overeenstemming met de doelen en principes van het Handvest (Artikelen 1 en 24) en met goede trouw (Artikel 2(2)). Als orgaan met de primaire verantwoordelijkheid voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid, is de Veiligheidsraad juridisch verplicht zijn functies uit te oefenen in overeenstemming met deze verplichtingen.

Krachtens Artikel 24(1) oefent de Veiligheidsraad zijn gezag uit namens alle leden van de Verenigde Naties. Dit representatieve mandaat legt een fiduciaire verplichting op aan al zijn leden – en in het bijzonder aan de permanente leden met veto – om te goeder trouw en in overeenstemming met de fundamentele doelen van het Handvest te handelen. Gelezen samen met Artikelen 1, 2(2) en 24(2), ondersteunt Artikel 24(1) het principe dat het vetorecht niet juridisch kan worden gebruikt om de collectieve verantwoordelijkheid van de Raad om internationale vrede en veiligheid te handhaven te frustreren.

Het Handvest stelt ook expliciete procedurele beperkingen op het veto vast via Artikel 27(3), dat bepaalt dat een partij bij een geschil zich onthoudt van stemming bij besluiten onder Hoofdstuk VI. Deze bepaling belichaamt het fundamentele principe van onpartijdigheid in de besluitvorming van de Raad. Wanneer een permanent lid aanzienlijke militaire, financiële of logistieke steun verleent aan een partij in een gewapend conflict, kan dat lid redelijkerwijs worden beschouwd als partij bij het geschil en derhalve onderworpen aan de juridische verplichting tot onthouding.

Handvest van de Verenigde Naties

Samen stellen Artikelen 1, 2(2), 24(1)–(2) en 27(3) van het Handvest, geïnterpreteerd in overeenstemming met Artikelen 31–33 van het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen, vast dat het veto geen onbeperkt privilege is, maar een geconditioneerde macht die in vertrouwen wordt gehouden voor de internationale gemeenschap. Het gebruik van deze macht te kwader trouw, voor doelen in strijd met het Handvest, of op een wijze die de Raad verhindert zijn primaire functies uit te oefenen, vormt misbruik van recht en ultra vires-handeling. Een dergelijk veto heeft geen juridisch effect binnen het kader van het Handvest en is onverenigbaar met de imperatieve normen (jus cogens) die de internationale orde beheersen, met name die met betrekking tot preventie van genocide en bescherming van burgers.

6. De Rol van het Internationaal Hof van Justitie

De verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid, zoals gearticuleerd in Artikelen 1 en 24 van het Handvest, omvat inherent de verplichting om internationaal recht te behouden en atrociteiten te voorkomen die de stabiliteit van internationale betrekkingen bedreigen. Het mandaat van de Raad is geen politiek privilege, maar een juridische fiduciaire relatie uitgeoefend namens alle leden en beperkt door de doelen en principes van het Handvest. Wanneer een permanent lid het veto gebruikt om preventieve of responsieve maatregelen tegen ernstige schendingen van internationaal recht te blokkeren – inclusief genocide, misdaden tegen de menselijkheid of ernstige schendingen van de Verdragen van Genève – vormt die handeling misbruik van het vetorecht en ultra vires-handeling van het Handvest.

In dergelijke omstandigheden wordt de interpretatieve rol van het IHof cruciaal. Krachtens Artikel 36 van zijn Statuut kan het Hof contentieuze jurisdictie uitoefenen wanneer lidstaten geschillen indienen betreffende de interpretatie of toepassing van het Handvest of de Genocideconventie. Bovendien kunnen, krachtens Artikel 65 van het Statuut van het IHof en Artikel 96 van het Handvest, de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad en andere bevoegde VN-organen adviserende adviezen verzoeken om de juridische gevolgen van het gebruik van het veto in specifieke contexten te verduidelijken. Hoewel adviserende adviezen niet formeel bindend zijn, vormen zij gezaghebbende interpretaties van het Handvest en hebben zij doorslaggevend gewicht in de VN-praktijk.

Handvest van de Verenigde Naties

Hoewel het Internationaal Hof van Justitie (IHof) geen expliciete bevoegdheid heeft om een besluit of veto van de Veiligheidsraad nietig te verklaren, behoudt het de bevoegdheid om het Handvest van de Verenigde Naties te interpreteren en de juridische gevolgen van handelingen ondernomen krachtens dat Handvest te bepalen. Als hoofdrechtelijk orgaan van de Verenigde Naties (Artikel 92 van het Handvest) oefent het Hof contentieuze en adviserende functies uit die vragen omvatten over interpretatie van het Handvest en legitimiteit van handelingen van VN-organen. Indien een permanent lid wordt bevonden het veto te kwader trouw of ultra vires ten opzichte van de doelen en principes van het Handvest te gebruiken, kan het IHof in principe bevestigen dat een dergelijk veto geen juridisch effect heeft en dat de desbetreffende ontwerpresolutie in substantie is aangenomen.

In praktische termen zou een dergelijke vaststelling andere leden van de Veiligheidsraad in staat stellen een veto dat in strijd met het Handvest wordt gebruikt te beschouwen als zonder juridisch effect, waardoor de Raad kan doorgaan met de substantiële aanneming van de desbetreffende resolutie. Het veto zou worden behandeld als null ab initio – niet in staat de collectieve verplichting van de Raad om vrede en veiligheid te handhaven te ontkennen.

7. Herstel van de Geloofwaardigheid van de Verenigde Naties – Een Weg via het Recht

De crisis die door de genocide in Gaza wordt blootgelegd, toont aan dat de verlamming van de VN niet primair een falen is van haar oprichtingstekst, maar van haar interpretatie en toepassing. Het onvermogen van de Veiligheidsraad om te handelen – ondanks de erkenning van plausibele genocide door het Internationaal Hof van Justitie en haar eigen onderzoeksmechanismen – vloeit niet voort uit een gebrek aan juridische autoriteit, maar uit misbruik van het veto door een permanent lid dat handelt tegen de doelen van het Handvest.

Oproepen tot hervorming van het Handvest, hoewel moreel dwingend, worden al lang belemmerd door de procedurele onmogelijkheid om Artikel 108 te wijzigen in een systeem dat de instemming vereist van degenen die het meest geïnvesteerd zijn in het behoud van hun privileges. De oplossing ligt niet in het onhaalbare project om het Handvest te herschrijven, maar in de interpretatie ervan in overeenstemming met het verdragenrecht en de interne logica van het Handvest zelf.

De eerste en meest onmiddellijke stap is het verkrijgen van een adviserend advies van het Internationaal Hof van Justitie (IHof) over de legitimiteit en beperkingen van het vetorecht krachtens Artikel 27(3) van het Handvest. Een dergelijk advies zou het Handvest niet wijzigen, maar het interpreteren in overeenstemming met het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen (VCLT) en imperatieve normen van internationaal recht, waarbij wordt bevestigd dat het veto – zoals elke macht krachtens het Handvest – is geconditioneerd door verplichtingen van goede trouw, doel en strekking en jus cogens.

Dubbel Pad naar het IHof: Algemene Vergadering en Veiligheidsraad

Overeenkomstig Artikel 96(1) van het Handvest van de Verenigde Naties en Artikel 65 van het Statuut van het Internationaal Hof van Justitie, hebben zowel de Algemene Vergadering als de Veiligheidsraad de bevoegdheid om een adviserend advies te verzoeken over elke juridische vraag. Elk pad biedt een andere – maar complementaire – manier voor de Organisatie om de juridische grenzen van het veto te verduidelijken.

Het pad van de Algemene Vergadering biedt een duidelijk en gegarandeerd pad, aangezien dergelijke resoluties slechts een eenvoudige meerderheid vereisen en niet onderworpen zijn aan veto. Dit maakt het het meest toegankelijke en procedureel veilige middel om een gerechtelijke verduidelijking te verkrijgen over de reikwijdte en beperkingen van het veto, vooral wanneer de Veiligheidsraad zelf verlamd is.

De Veiligheidsraad behoudt niettemin de autoriteit om een dergelijk advies te verzoeken. De vraag rijst dan of het veto van een permanent lid de Raad kan verhinderen juridisch advies te vragen over de beperkingen van zijn eigen macht. Krachtens Artikel 27(2) van het Handvest worden besluiten van de Veiligheidsraad over procedurele aangelegenheden genomen met de bevestigende stemming van negen leden en zijn niet onderworpen aan veto. Een resolutie die een adviserend advies vraagt – die geen substantiële rechten vaststelt noch bindende verplichtingen oplegt – valt duidelijk in deze procedurele categorie.

Handvest van de Verenigde Naties

Het Namibië-precedent (S/RES/284 (1970)) ondersteunt deze interpretatie: de verzoek van de Raad om een adviserend advies over de juridische gevolgen van de aanwezigheid van Zuid-Afrika in Namibië werd behandeld als een procedureel besluit en aangenomen zonder veto. Evenzo betreft een resolutie die een adviserend advies vraagt over de beperkingen van het vetorecht het institutionele proces van de Raad zelf en niet een substantiële handeling die de rechten of verplichtingen van staten beïnvloedt.

Bijgevolg is de Veiligheidsraad juridisch in staat een resolutie aan te nemen die het adviserend advies van het IHof vraagt over de beperkingen van het veto als procedurele stemming, waarbij slechts negen bevestigende stemmen nodig zijn en niet onderworpen aan veto. Eenmaal verzonden, is het aan het Internationaal Hof van Justitie zelf om te beslissen of het verzoek te aanvaarden. Door dit te doen, zou het IHof impliciet bevestigen dat de vraag procedureel is en correct aan haar is voorgelegd – waardoor via het recht in plaats van politiek wordt opgelost of de vraag naar de beperkingen van het veto binnen de gerechtelijke bevoegdheid van het Hof valt.

Dit pad waarborgt dat geen permanent lid eenzijdig kan verhinderen dat de Verenigde Naties een juridische interpretatie verkrijgt van haar eigen oprichtingsinstrument. Het respecteert ook het principe van effet utile krachtens het Verdrag van Wenen – dat een verdrag moet worden geïnterpreteerd op een wijze die volledig effect geeft aan zijn doel en strekking. Het toestaan dat het veto de juridische verduidelijking van zijn eigen legitimiteit verhindert, zou een logisch en juridisch paradox zijn die de coherentie van het Handvest en de integriteit van de internationale rechtsorde zou ondermijnen.

Herstel van de Suprematie van het Recht

Bijgevolg hebben zowel de Algemene Vergadering als de Veiligheidsraad juridische en complementaire paden om een adviserend advies van het IHof te verkrijgen. Het pad van de Algemene Vergadering is procedureel gegarandeerd; het pad van de Veiligheidsraad is juridisch verdedigbaar krachtens het Handvest en het verdragenrecht. Elk bereikt hetzelfde essentiële doel: verduidelijken dat het veto niet juridisch kan worden gebruikt om genocidepreventie te blokkeren of de doelen van de VN te frustreren.

Door dit proces neemt de Organisatie een vitale stap om haar geloofwaardigheid te herstellen – door te bevestigen dat haar autoriteit voortkomt niet uit macht, maar uit de suprematie van internationaal recht. De suprematie van het recht, niet het politieke privilege, moet zelfs de machtigste organen van de VN leiden. Alleen door dit principe te bevestigen kan de Organisatie haar oprichtingsdoel heroveren: toekomstige generaties behoeden voor de gesel van oorlog.

Conclusie

De geloofwaardigheid van de Verenigde Naties bevindt zich momenteel op een moment van diepgaande afrekening. De voortdurende genocide in Gaza heeft de breuklijnen binnen de internationale rechtsorde blootgelegd – niet in de ontoereikendheid van haar normen, maar in het falen van haar instellingen om ze af te dwingen. Het verbod op genocide, verankerd in de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948) en erkend als jus cogens, bindt alle staten en alle VN-organen zonder uitzondering. Toch blijft, tegenover overweldigend bewijs en formele vaststellingen van het Internationaal Hof, het primaire orgaan van de Organisatie dat belast is met het handhaven van vrede en veiligheid verlamd door misbruik van het veto.

Deze verlamming is geen onvermijdelijk kenmerk van internationale politiek; het is een falen van governance en een schending van juridisch vertrouwen. De permanente leden van de Veiligheidsraad houden hun machten namens alle leden krachtens Artikel 24(1) van het Handvest. Deze autoriteit is fiduciair, niet eigendomsrechtelijk. Wanneer het veto wordt gebruikt om een voortdurende genocide te beschermen of humanitaire bescherming te blokkeren, houdt het op een instrument van vredeshandhaving te zijn en wordt het een instrument van straffeloosheid. Een dergelijk gebruik is ultra vires – buiten de machten verleend door het Handvest – en juridisch onverenigbaar met zowel de letter als de geest van de Verenigde Naties.

Uiteindelijk hangt het vermogen van de VN om haar legitimiteit te herstellen af van haar bereidheid om haar eigen recht toe te passen. Het herstellen van geloofwaardigheid gaat niet alleen om het uitgeven van resoluties of rapporten; het gaat om het afstemmen van de Organisatie op de principes die haar creatie rechtvaardigden – vrede, gerechtigheid, gelijkheid en bescherming van menselijk leven. De genocide in Gaza zal de erfenis van dit tijdperk definiëren, niet alleen voor de direct betrokken staten, maar voor het gehele internationale systeem.

De geloofwaardigheid van de Verenigde Naties en de integriteit van internationaal recht zelf hangen af van deze keuze.

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties – Ontwerpresolutie

Deze ontwerpresolutie wordt te goeder trouw en uit noodzaak aangeboden, gebaseerd op de principes die eeuwenlang zijn gearticuleerd in de grote juridische tradities van de wereld die stellen dat autoriteit moet worden uitgeoefend met oprechtheid, rechtvaardigheid en respect voor leven.

Zij wordt voorgesteld als gemak en hulpmiddel voor elke lidstaat of groep lidstaten die een juridisch en constructief pad wil nastreven via de Algemene Vergadering om de beperkingen van het vetorecht krachtens Artikel 27(3) van het Handvest van de Verenigde Naties te verduidelijken in overeenstemming met het interpretatieve kader van het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen en de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948).

De ontwerptekst is niet prescriptief en claimt geen eigendom. Hij is ontworpen om te worden gewijzigd, aangepast of uitgebreid door elke staat of delegatie naar gelang van wat passend wordt geacht door de eisen van internationale vrede en de doelen van de Verenigde Naties.

Hij wordt gepresenteerd met het vaste geloof dat, waar politieke hervorming onbereikbaar blijft, juridische interpretatie het veiligste middel blijft om de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties te herstellen en de suprematie van internationaal recht boven macht te bevestigen.

Verzoek om Adviserend Advies van het Internationaal Hof van Justitie over de Juridische Beperkingen van het Vetorecht krachtens Artikel 27(3) van het Handvest van de Verenigde Naties

De Algemene Vergadering,

Herinnerend aan de Doelen en Principes van de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in het Handvest,

Bevestigend dat, krachtens Artikel 24(1) van het Handvest, de leden de primaire verantwoordelijkheid voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid aan de Veiligheidsraad verlenen en ermee instemmen dat de Raad namens hen handelt,

Erkennend dat alle leden te goeder trouw de verplichtingen moeten nakomen die zij overeenkomstig het Handvest op zich hebben genomen, krachtens Artikel 2(2),

Herinnerend dat, krachtens Artikel 27(3) van het Handvest, een partij bij een geschil zich onthoudt van stemming bij besluiten onder Hoofdstuk VI en paragraaf 3 van Artikel 52,

Herinnerend aan Artikel 96(1) van het Handvest en Artikel 65 van het Statuut van het Internationaal Hof van Justitie, die de Algemene Vergadering toestaan een adviserend advies te verzoeken over elke juridische vraag,

Bevestigend dat de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948) (de “Genocideconventie”) een erga omnes- en jus cogens-verplichting codificeert om genocide te voorkomen en te bestraffen,

Noterend de jurisprudentie van het Internationaal Hof van Justitie, inclusief Toepassing van de Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (Bosnië-Herzegovina t. Servië en Montenegro) (uitspraak 26 februari 2007), die oordeelde dat de verplichting om genocide te voorkomen ontstaat op het moment dat een Staat op de hoogte is, of normaal gesproken op de hoogte had moeten zijn, van een ernstig risico,

Erkennend dat het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen (1969) het gewoonterecht weerspiegelt inzake interpretatie en uitvoering van verdragen, inclusief de principes van goede trouw, doel en strekking en effet utile (Artikelen 26 en 31–33),

Zich bewust dat het gebruik van het veto in overeenstemming moet zijn met het doel en de strekking van het Handvest, algemeen internationaal recht en imperatieve normen, en dat misbruik van recht geen juridische gevolgen kan hebben,

Bezorgd dat het gebruik van het veto om maatregelen te blokkeren die bedoeld zijn om genocide, misdaden tegen de menselijkheid of ernstige schendingen van internationaal humanitair recht te voorkomen of te beëindigen, het risico loopt de Raad onbekwaam te maken zijn verantwoordelijkheden na te komen en de geloofwaardigheid van de Organisatie te ondermijnen,

Vastbesloten om juridisch de beperkingen en juridische gevolgen van het gebruik van het veto krachtens Artikel 27(3) in dergelijke omstandigheden te verduidelijken,

  1. Besluit, in overeenstemming met Artikel 96(1) van het Handvest van de Verenigde Naties en Artikel 65 van het Statuut van het Internationaal Hof van Justitie, een adviserend advies te verzoeken aan het Internationaal Hof van Justitie over de juridische vragen vermeld in Bijlage A bij deze resolutie;

  2. Verzoekt de Secretaris-Generaal deze resolutie onmiddellijk, vergezeld van Bijlagen A–C, over te maken aan het Internationaal Hof van Justitie en het Hof het feitelijke en juridische dossier indicatief vermeld in Bijlage C ter beschikking te stellen;

  3. Nodigt lidstaten, de Veiligheidsraad, de Economische en Sociale Raad, de Mensenrechtenraad, het Internationaal Strafhof (binnen zijn mandaat) en relevante organen, agentschappen en mechanismen van de VN uit schriftelijke verklaringen in te dienen bij het Hof over de vragen in Bijlage A, en machtigt de Voorzitter van de Algemene Vergadering een institutionele verklaring namens de Vergadering in te dienen;

  4. Verzoekt het Internationaal Hof van Justitie, voor zover mogelijk, prioriteit te geven aan de zaak en termijnen vast te stellen voor schriftelijke verklaringen en mondelinge procedures die passen bij de inherente urgentie van vragen die imperatieve normen en de verplichting tot preventie van genocide betreffen;

  5. Roept de Veiligheidsraad op zijn praktijk met betrekking tot het veto te herzien tot het adviserend advies, in het licht van Artikelen 1, 2(2), 24 en 27(3) van het Handvest, de Genocideconventie en het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen;

  6. Besluit een agendapunt getiteld «Follow-up van het Adviserende Advies van het Internationaal Hof van Justitie over de Beperkingen van het Vetorecht krachtens Artikel 27(3) van het Handvest» op te nemen in de voorlopige agenda van haar volgende zitting en de behandeling van de kwestie voort te zetten.

Bijlage A — Vragen aan het Internationaal Hof van Justitie

Vraag 1 — Verdragsinterpretatie en Goede Trouw

  1. Zijn de gewoonterechtelijke regels voor verdragsinterpretatie gecodificeerd in Artikelen 31–33 van het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen van toepassing op het Handvest van de Verenigde Naties en, zo ja, hoe informeren goede trouw, doel en strekking en effet utile de interpretatie van Artikel 27(3) in relatie tot Artikelen 1, 2(2) en 24 van het Handvest?
  2. In het bijzonder, kan het veto in overeenstemming met het Handvest worden gebruikt indien het effect ervan is de primaire verantwoordelijkheid van de Raad om internationale vrede en veiligheid te handhaven te frustreren en maatregelen te blokkeren die vereist zijn door imperatieve normen?

Vraag 2 — Partij bij een Geschil en Onthouding

Wat is de juridische betekenis van de frase «een partij bij een geschil onthoudt zich van stemming» in Artikel 27(3) van het Handvest, inclusief:

  1. de criteria om te bepalen of een lid van de Raad een «partij bij een geschil» is onder Hoofdstuk VI; en
  2. of en hoe materiële militaire, financiële of logistieke steun aan een belligerente partij een permanent lid een «partij bij een geschil» maakt die onderworpen is aan onthouding?

Vraag 3 — Jus Cogens en Verplichting tot Preventie van Genocide

  1. Beperken jus cogens-normen en erga omnes-verplichtingen, inclusief de verplichting tot preventie van genocide krachtens Artikel I van de Genocideconventie en gewoonterecht, het legitieme gebruik van het veto?
  2. Op welk moment – met name in het licht van de IHof-jurisprudentie over ernstig risico – ontstaat de verplichting tot handelen voor de Veiligheidsraad en haar leden, waardoor het gebruik van het veto onverenigbaar wordt met het Handvest?

Vraag 4 — Juridische Gevolgen van Ultra Vires Veto

  1. Wat zijn de juridische gevolgen binnen het institutionele kader van de VN indien het veto wordt gebruikt te kwader trouw, in strijd met jus cogens of in schending van Artikel 27(3)?
  2. In dergelijke omstandigheden, kan de Veiligheidsraad of de VN het veto beschouwen als zonder juridisch effect, maatregelen in hun substantie aannemen of anderszins de effecten ervan negeren, voor zover nodig om te voldoen aan de verantwoordelijkheden van de Raad krachtens Artikelen 1 en 24?
  3. Wat zijn de verplichtingen van lidstaten krachtens Artikelen 25 en 2(2) van het Handvest tegenover een vermeend ultra vires-veto?

Vraag 5 — Relatie met de Algemene Vergadering (Verenigd voor de Vrede)

Wat zijn de juridische implicaties voor de machten van de Algemene Vergadering krachtens Artikelen 10–14 van het Handvest en resolutie A/RES/377(V) (Verenigd voor de Vrede), indien het veto wordt gebruikt in de omstandigheden beschreven in vragen 3 en 4?

Vraag 6 — Verdragenrecht

  1. Hoe dragen Artikelen 26 (pacta sunt servanda) en 27 (intern recht rechtvaardigt niet) van het Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen bij aan de afhankelijkheid van een permanent lid van het veto, wanneer die afhankelijkheid zou verhinderen de naleving van verplichtingen van het Handvest of de Genocideconventie?
  2. Is de leer van misbruik van recht of het principe dat ultra vires-handelingen geen juridische gevolgen hebben van toepassing op het veto binnen de rechtsorde van de VN, en met welke gevolgen?

Bijlage B — Belangrijkste Juridische Teksten

Handvest van de Verenigde Naties

Verdrag van Wenen inzake het Recht der Verdragen (1969)

Conventie inzake de Voorkoming en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide (1948)

Internationaal Hof van Justitie — Bosnië-Herzegovina t. Servië en Montenegro (uitspraak, 26 februari 2007)

Bijlage C — Indicatieve Dossier voor de Secretaris-Generaal

Ter ondersteuning van het Hof wordt de Secretaris-Generaal verzocht een dossier samen te stellen en over te maken dat onder meer omvat:

  1. VN-Handvestpraktijk: Inzendingen uit het Repertory of Practice betreffende Artikelen 24 en 27; historische werken over Artikel 27(3); precedenten betreffende onthouding van “partij bij een geschil”.
  2. Veiligheidsraadverslagen: Ontwerpresoluties en stemverslagen in situaties van massale atrociteiten; letterlijke verslagen van zittingen die Artikel 27(3) of onthoudingsverplichtingen vermelden.
  3. Algemene Vergaderingsdocumenten: Resoluties onder Verenigd voor de Vrede; relevante verzoeken om adviserende adviezen en daaropvolgende praktijk.
  4. IHof-jurisprudentie: Bosnië t. Servië (2007); relevante voorlopige maatregelen en adviserende adviezen over Handvestinterpretatie, jus cogens, erga omnes en institutionele machten.
  5. Verdragenrecht: Travaux préparatoires van het Verdrag van Wenen en ILC-commentaren op Artikelen 26–33; memoranda van het VN-Secretariaat over het Handvest als verdrag.
  6. Atrociteitpreventiecorpus: Rapporten van de Secretaris-Generaal; conclusies HRC en COI; situationele updates OHCHR en OCHA; praktijk betreffende due diligence-verplichtingen om genocide en massale atrociteiten te voorkomen.
  7. Academische en Institutionele Analyse: Erkende deskundigendocumenten in internationaal recht over misbruik van recht, ultra vires-handelingen en juridische gevolgen van handelingen die imperatieve normen schenden in internationale organisaties.

Toelichtende Notitie (niet-operationeel)

Impressions: 74